Een VZW-bestuursmandaat is normaal onbezoldigd. Men legt dat best uitdrukkelijk in de statuten vast, zodat de bestuurders daarnaar kunnen verwijzen om aan te tonen dat ze geen inkomsten halen uit hun mandaat.
In de socioculturele sector is het, conform dat principe, niet gebruikelijk dat de statuten bepalen of dat de Algemene Vergadering, die daartoe bevoegd is, beslist bepaalde of alle leden van de Raad van Bestuur een vergoeding te geven voor de uitoefening van het bestuursmandaat. Maar het kan dus wel.
Want misschien wil de organisatie toch een vergoeding geven, een kleine tegemoetkoming of een kostenvergoeding, of een bepaalde dienst betalen die een bestuurder levert?
Betaalt men, uiteraard in de veronderstelling dat de statuten het toelaten, een vergoeding, in gelijk welke vorm (zitpenning, jaarvergoeding, enz.), dan gaat het om een bezoldigd bestuursmandaat en is er sprake van een zelfstandige beroepsactiviteit in hoofde van de bestuurder.
De bestuurder in kwestie moet zich dus inschrijven bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen. Eventueel als zelfstandige in bijberoep als hij al een andere hoofdactiviteit heeft.
De vergoeding moet redelijk zijn, zodat men niet in aanvaring komt met het verbod om de leden een stoffelijk voordeel te geven (art. 1:4 en 9:4 WVV).
Bestuurders met een onbezoldigd mandaat, kunnen als vrijwilligers worden beschouwd. De organisatie kan hun voor bepaalde werkelijke kosten (bv. verplaatsingen naar/van de vergadering) een reële kostenvergoeding geven, met voorlegging dus van de nodige bewijsstukken (aantal afgelegde kilometers, treinticket, enz). Of een forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers. De regels daarover neemt men best op in een intern reglement.
De VZW kan een bestuurder voor een opdracht die losstaat en te onderscheiden is van het bestuursmandaat, een vergoeding betalen:
– als freelancer (zelfstandige in hoofd- of bijberoep), als het niet onder gezag gebeurt. Dan sluit de VZW met de freelancer een dienstverleningsovereenkomst.
– als vrijwilliger uitoefenen, met eventueel een reële of forfaitaire kostenvergoeding.
– als (tijdelijk) werknemer van de VZW als het onder gezag gebeurt. Er mag geen rechtstreeks verband zijn met het bestuursmandaat. En de betrokkene moet onder het gezag werken van een fysiek persoon-gemandateerde of de Raad van Bestuur.
Draagt de Raad van Bestuur het dagelijks bestuur over, en de dagelijkse leiding is de voornaamste activiteit van de betrokken persoon die daarvoor een vergoeding krijgt (andere dan ‘kost en inwoon’), dan geldt het vermoeden van hoedanigheid van werknemer.
Overeenkomstig art. 3 van het KB van 28 november 1969 vallen immers onder de sociale zekerheid van loontrekkenden: de personen die, in hoedanigheid van lasthebbers en tegen een ander loon dan kost en inwoning, hun voornaamste bedrijvigheid wijden aan het dagelijks beheer van verenigingen en organisaties die geen industriële of handelsverrichtingen uitvoeren (of slechts bijkomstig dergelijke verrichtingen doet; HvC 13-10-14).
Is het dagelijks bestuur niet de voornaamste bedrijvigheid van de betrokkene (die is bijvoorbeeld actief als een zelfstandige in hoofdberoep of als voltijds werknemer), dan kan men de betrokkene daarvoor wel een vergoeding als zelfstandige geven (zie hoger: ‘Bezoldiging voor uitvoering van bestuursmandaat’).