Geld is de zuurstof van onze economie. En de economie bepaalt de wereld waarin we leven. Dat is zeker het geval voor het geld dat we opzijzetten voor ons pensioen.
Pensioengeld wordt immers voor langere tijd weggezet en is dus bij uitstek geschikt voor langetermijnbeleggingen. Liefst in duurzame beleggingen. Want is het niet tegenstrijdig om kapitaal opzij te zetten voor later als dat bijdraagt tot een onzekere toekomst door gezondheidsproblemen, een ontregeld klimaat of een instabiele economie?
Elke crisis opnieuw leren we dat pure winstmaximalisatie niet tot een stabiele en duurzame economie leidt. We weten ook dat de uitstoot van broeikasgassen het klimaat ontregelt, met overstromingen, stormen en droogtes tot gevolg, die op hun beurt humanitaire crisissen en instabiliteit veroorzaken. Het is belangrijk dat pensioenfondsen bewuste keuzes maken en beseffen welke impact ze willen bereiken voor het fonds zelf, maar ook voor de maatschappij in het algemeen.
Verschillende studies tonen aan dat duurzame investeringen puur financieël niet onderdoen qua rendement ten opzichte van de klassieke aanpak. Sectoren die schade toebrengen, zoals tabak, wapens, koolstof- en nucleaire energie, kunnen misschien in eerste instantie veel rendement opleveren, maar stellen zich wel bloot aan grote risico’s, schadeclaims en reputatieverlies. Investeringen in fossiele brandstoffen leveren straks maar weinig meer op als we erin slagen de transitie naar hernieuwbare energie op tijd te maken (het verschijnsel van de carbon bubble).
Duurzaam ondernemen heeft ook puur economische voordelen voor de bedrijven zelf. Bedrijven met een fair personeelsbeleid krijgen minder te maken met stakingen en hebben een hogere productiviteit. En wie zuiniger omspringt met energie en grondstoffen heeft minder kosten.
Elke maand storten miljoenen mensen geld in een pensioenfonds. Dat vertegenwoordigt een enorm kapitaal dat opzijgezet wordt voor toekomstige noden. Velen denken dat men het beheer van zo’n fonds maar beter overlaat aan financiële experts. Er is echter nog te weinig aandacht voor maatschappelijk verantwoord investeren (MVI), ook bij veel financiële experts.
In deze bijdrage hebben we het niet over de eerste pijler, het wettelijk pensioen, dat je van de overheid krijgt wanneer je met pensioen gaat. En ook niet over het individueel aanvullend pensioen, met een eigen spaar- of verzekeringsplan, de zogenaamde derde pijler.
Wel over de tweede pijler, de sectorale pensioenfondsen en groepsverzekeringen van werkgevers. Werkgevers kunnen hun werknemers een aanvullend pensioen aanbieden. Dat kan via een sectoraal aanvullendpensioenfonds en/of met een zogenaamde groepsverzekering bij een verzekeringsmaatschappij, waarbij maandelijks bijdragen worden gestort door de werkgever en soms ook door de werknemers. De bijdragen worden op lange termijn belegd zodat ze tegen pensioenleeftijd een zo groot mogelijk kapitaal vertegenwoordigen.
Deze tweede pijler vertegenwoordigt meer dan 80 miljard euro. Een aanzienlijk kapitaal waar de deelnemende werknemers ooit recht op hebben. Het is dan ook logisch dat zij inzage en inspraak hebben.
Bij een aanvullend pensioen zijn altijd 3 partijen betrokken:
Zoals eerder vermeld is het niet altijd eenvoudig inzage te krijgen over hoe een pensioenfonds met het toevertrouwde geld omspringt. Transparantie is nochtans een ethisch basisprincipe. Als klant zou je recht moeten hebben te weten waarin je geld wordt belegd.
Meestal beleggen pensioenfondsen in drie types investeringen: aandelen van meestal grote en multinationale bedrijven, overheids- en bedrijfsobligaties, en voor een klein deel vastgoedcertificaten.
Door aandelen te kopen wordt het pensioenfonds aandeelhouder, dus voor een stuk eigenaar van die bedrijven, namens de werknemer. Pensioenfondsen zijn op die manier grote aandeelhouders en kunnen invloed uitoefenen op de strategie van die bedrijven. Ze kunnen de Algemene Vergadering bijwonen en bepaalde aandeelhoudersresoluties voorstellen of stemmen.
Als werknemer is men onrechtstreeks aandeelhouder en kan men ook de strategie van deze bedrijven en daarmee hun impact op onze samenleving mee bepalen. Als aandeelhouder kan men druk uitoefenen voor een duurzame strategie op lange termijn, die rekening houdt met ESG-criteria (Environmental, social, governance).
Eind 2016 werd de Europese resolutie IORP II goedgekeurd die pensioenfondsen verplicht om in hun beleggingsbeleid transparant te communiceren over duurzaamheid. De resolutie stelt: “Binnen de “prudent person”-regel staan de lidstaten pensioenfondsen toe om rekening te houden met het mogelijke langetermijneffect van beleggingsbeslissingen op milieu-, sociale en governancefactoren.” Ze moeten de “milieu -, sociale en governancerisico’s met betrekking tot de beleggingsportefeuille en het beheer daarvan in kaart brengen … en hierover informatie verschaffen aan bestaande en toekomstige deelnemers”.
Pensioenfondsen kunnen dus financieel rendement niet langer als excuus gebruiken om onverantwoord te beleggen. Er is een wettelijke garantie ingebouwd dat een om milieuredenen verantwoorde investeringsstrategie niet voor de rechter kan gedaagd worden, als die investering minder zou opbrengen dan een sociaal- of milieuonvriendelijke investering. Die richtlijn moet binnen twee jaar ingevoerd worden en zou op termijn van toepassing zijn op de 3300 miljard euro die in totaal momenteel op Europees niveau in pensioenfondsen zit.
De verantwoordelijkheden van de pensioeninrichter kaderen binnen het zogenaamd ‘fiduciair beheer’, wat betekent dat het bestuur de verantwoordelijkheid heeft om het kapitaal te beheren als een zorgzaam persoon. Dat houdt niet alleen in dat een zeker financieel rendement wordt behaald maar ook dat bepaalde risico’s onder controle worden gehouden. Zoals we hierboven bespraken, brengen investeringen in onethische sectoren grotere risico’s met zich mee.
Een strategie uitzetten voor een duurzaam investeringsbeleid is geen eenvoudige oefening. Mensen hebben verschillende waarden en er bestaan verschillende benaderingen om bedrijven uit te sluiten, te focussen op bepaalde thema’s of de dialoog met bedrijven aan te gaan. Het belangrijkste is echter dat de investeerder onderbouwd en transparant communiceert over de gemaakte keuzes. Institutionele beleggers als pensioenfondsen kunnen deze denkoefening intern organiseren via een gespecialiseerd departement. Ze kunnen ook gebruik maken van externe/onafhankelijke adviseurs, een Ethische Raad of een Adviescomité.
Financiële experts zijn nog maar weinig bezig met ethisch of duurzaam beleggen. Het is een nieuwe materie die nog te weinig deel uitmaakt van financiële opleidingen. En veel klanten durven er niet naar vragen.
Socioculturele organisaties durven alles. Hoe te beginnen? Eerst en vooral kun je nagaan in hoeverre je pensioenfondsbeheerder transparant werkt. Ga na welke informatie publiekelijk of voor de leden beschikbaar is, bijvoorbeeld op een website of in periodieke communicatie naar de leden.
Als dat niet voorhanden is, kun je eisen dat ze ter beschikking worden gesteld van de leden, en zo nodig dat ze worden ontwikkeld. Het Global Reporting Initiative heeft normen ontwikkeld waaraan het maatschappelijk verslag moet voldoen.
Almaar meer banken en verzekeringsmaatschappijen, maar ook pensioenfondsen hebben gemerkt dat er een groeiende interesse en vraag is naar duurzaam financieel beheer. Sommigen pakken graag uit met mooie praatjes en commercials. We moeten goed opletten en nagaan in hoeverre dergelijke spelers wel degelijk grondige duurzame criteria toepassen, of dat het om een marketingtruc gaat.
Het pensioenfonds van de social profit is met een traject verduurzaming gestart. Sébastien Mortier van FairFin zit in het financieel adviescomité van het fonds.
Er zijn gelukkig enkele écht goede voorbeelden waar we ons door kunnen laten inspireren.
ABP, het Nederlands pensioenfonds van de overheids- en onderwijssector heeft tegen 2020 de volgende doelstellingen:
Het Noors pensioenfonds, het grootste pensioenfonds ter wereld, heeft in 2015 beslist om alle aandelen van bedrijven die meer dan 30% van hun omzet uit steenkoolactiviteiten halen, te verkopen. Daarnaast sluit ze een hele reeks andere controversiële sectoren ook uit.
Bij FairFin werkt Anneleen De Bonte aan een duurzaam pensioenfonds voor zelfstandige zorgverleners. Als huisarts kon zij zich niet vinden in het beleid van haar fonds, dat bijvoorbeeld geen uitsluitingsbeleid heeft voor controversiële mijnbouw of fossiele brandstoffen. Astmapatiënten verzorgen terwijl haar geld werd belegd in nieuwe steenkoolcentrales, ze wilde het niet langer. Daarom zijn we nu samen met haar onze eigen duurzaamheidscriteria aan het opstellen om mee de boer op te gaan naar fondsbeheerders. We hebben er alle vertrouwen in dat het mogelijk is, een fonds dat én de maatschappij én de individuele beleggers aan een goede toekomst helpt. Wat niet wil zeggen dat wij alle heil zoeken bij tweedepijlerpensioenfondsen; de eerste pijler blijft voor ons de basis van ons pensioenstelsel.
Dat gezegd zijnde: als dit project van Anneleen slaagt, bewijst het nog maar eens dat het dubbel en dik de moeite loont om je druk te maken om het financieel systeem, ook al heb je zelf weinig geld of kennis van economie. Uiteindelijk zijn geld en de economie er om ons ten dienste te zijn.