De peerproductie schuift langzaam maar zeker op naar het centrum van de waardecreatie.
In tegenstelling tot de traditionele linkse visies op ‘de revolutie’, waarbij een sociale beweging nodig is om de staatsmacht te grijpen en zo een ander systeem te realiseren, is de opkomende wereld van peerproductie gebaseerd op een andere visie: de opbouw van een alternatieve economie buiten de circuits van het kapitalisme -of in ieder geval afgeschermd van exploitatie erdoor, met ontwikkeling van eigen functionaliteiten en morele autoriteit.
Het punt is niet het kapitalisme te vervangen of te vernietigen. Het gaat erom van commons de nieuwe, dwingende attractor te maken voor activiteiten die waarde creëren. In plaats van te proberen privéarbeid te gebruiken om waarde te produceren die wordt gecapteerd door bedrijven en verkocht op een markt die gebaseerd is op kunstmatig gecreëerde schaarste, staat de peerproductie-economie voor een nieuw model: een model van overvloed, gebaseerd op een ethiek van toereikendheid.
In plaats van toewijzing van meerwaarde door de markt of hiërarchische systemen, creëert de peerproductie-economie waarde door middel van open, vrijwillige bijdragen en massale onderlinge coördinatie. Het doel is commons te creëren via sociale systemen en het delen van middelen.
De geloofwaardigheid en de kracht van dit paradigma worden bevestigd door de massale verschuiving van kapitaal naar social sharing. Maar het is een open vraag: gaat deze nieuwe wereld ondergeschikt gemaakt worden aan het traditionele kapitaal (denk aan Facebook, Google en Uber)? Of is hij in staat zich te emanciperen en een nieuwe waardepropositie, onafhankelijkheid en culturele logica neer te zetten (denk aan Wikipedia, Loomio, Enspiral)?
Veel hangt af van de vraag of nieuwe vormen van transvestment kunnen doorbreken: de verschuiving van investeringskapitaal naar de nieuwe vormen van sociale samenwerking. En of er voldoende wettelijke middelen komen om de commons te beschermen tegen privétoe-eigening.
Bedrijven als Airbnb en Uber kunnen handig zijn voor hun gebruikers, maar in de grond zijn ze schadelijk voor sociale relaties. Ze extraheren waarde uit onze sociale interacties (bijvoorbeeld persoonsgegevens) maar herinvesteren die niet in de versterking van maatschappelijk vertrouwen en samenwerking. Een en ander resulteert vaak in grote sociale precariteit: de bedrijven krijgen de voordelen – opgeleide medewerkers, aantrekkelijke doelgroepen, gratis opensourcesoftware – maar dragen de kosten niet. Hyperneoliberalisme: de mensen die voor je werken, hoef je niet eens meer te betalen.
Daartegenover staan de opkomende ‘generatieve commons’ waar economische transacties aan gekoppeld worden die op een maatschappelijk bewuste, ethische manier gebeuren. Een voorbeeld: Enspiral, een Nieuw-Zeelands open value netwerk dat het open source besluitvormingsplatform Loomio en Co-Budgetting bouwde, een platform waarmee een virtuele gemeenschap zelf de verdeling van de meerwaarde bepaalt die ze genereert.
Naarmate er meer dergelijke circuits van sociale steun en onderlinge bijstand komen, ontstaan ook vormen van ‘neonomadisch’ werk door jongeren als ontwerper, programmeur en ondernemer. Zij mijden immers de extractieve, uitbuitende economie, en omarmen de nieuwe systemen van mutualisering van financiële middelen en onderlinge sociale steun.
Voor de mainstream media, gefocust op de klassieke economische indicatoren, marktkapitalisatie en techmiljardairs, zijn dergelijke experimenten van platformcoöperativisme uiteraard niet sexy. En toch: de stad Austin scheepte Uber af, en creëerde een eigen mobiele non-profit-app voor het delen van autoritten (http://www.bizjournals.com/austin/blog/techflash/2016/05/nonprofit-uber-alternative-springs-from-local-tech.html)
De belangrijkste uitdaging voor de toekomst is het vinden van manieren voor gewone mensen om in hun levensonderhoud te voorzien door ondersteuning van de commons, in plaats van louter vrijwilligerswerk te doen. Dat het model van commons-gebaseerde peerproductie werkt, is bewezen door open source innovaties als Wikispeed (auto) en Wikihouse (ontwerpplannen). Maar mensen moeten nog altijd de kost verdienen. Het kapitaal voor de commons moet nog hoger, om de financiering van collaboratieve productie mogelijk te maken. Dat is de volgende nog te overschrijden grens.
Nieuwe regelingen voor het delen van het eigen vermogen kunnen de oplossing zijn. ‘Fair-share-verenigingen’ bijvoorbeeld, die een kwart van het vermogen geven aan vier groepen: de oprichters van nieuwe bedrijven, de financiers, de werknemers en de gebruikers.
Of nog: een ‘dubbellicentiesysteem‘: iedereen gebruikt en deelt kennis en ontwerpen, gemaakt door de gemeenschap, en als een gebruiker die kennis en/of ontwerpen wil commercialiseren, dan moet hij een licentievergoeding betalen of lid worden van een samenwerkingsverband.
Een ander model zijn for-benefitorganisaties die de infrastructuur van de samenwerking beheren. Op het eerste gezicht een conventionele non-profitorganisatie, maar dan een die niet denkt in termen van schaarste en eigen institutionele grenzen maar in termen van overvloed, en die wil delen wat ze heeft.
De ultieme visie op een nieuwe samenleving: stabiele commons gelieerd aan een sociale economie. Het maatschappelijk middenveld is dan in staat productiever te worden, op eigen kracht en middelen, en niet als ‘adjunct’ van de overheid en de markt. De economie zelf kan ethisch en generatief worden omdat ze echt probeert ecosystemen en het maatschappelijk leven te ondersteunen, niet de eisen van het kapitaal volgt en geen genoegen neemt met een draaglijke ‘duurzaamheid’.
In een dergelijke visie wordt de overheid een facilitator van persoonlijke autonomie, geen bureaucratisch controlesysteem of dienstenverlener meer zoals met de huidige marktstaatfuncties.
Voor alle duidelijkheid ten slotte, peerproductie is geen oplossing voor alle bestaande ongelijkheden en sociale onrechtvaardigheden, onder andere gebaseerd op ras en gender. Maar ze brengt wel een nieuw systeem van waardecreatie tot stand dat de beknellende en uitbuitende logica van het conventionele kapitalisme overstijgt. En dat daardoor ruimte kan creëren voor een meer gelijke en rechtvaardige samenleving dan het huidige systeem, dat maatschappelijke categorieën en bewegingen tegen elkaar opzet.
(Deze blog is de neerslag van de uiteenzetting op het Harvard Berkman Center op 24 mei ’16 door Michel Bauwens, getiteld ‘Are We Shifting to a New Post-Capitalist Value Regime?’, samengevat door David Bollier – https://blog.p2pfoundation.net/bauwens-explains-great-value-shift-time/2016/07/18)