Afspraken en regels zijn onontbeerlijk om te kunnen samenleven. Het is een belangrijke taak van de overheid: spelregels in wetten gieten. De bedoeling verduidelijken, de pas afsnijden van afwijkende interpretaties, achterpoortjes sluiten…
…en uiteraard zelf het goede voorbeeld geven.
Helaas zien we de overheid daar vaak tegen zondigen. Dossiers als Uplace en Oosterweel worden jaren geblokkeerd. Door ‘nimby’-actiegroepen, zegt de overheid. Maar is de oorzaak niet eerder de niet-naleving door de overheid van haar eigen regels? Als ze de regels van vergunning en inspraak zou volgen, wordt de weerstand van tegenstanders in de procedure zelf opgevangen. Het feit dat de overheid zelf keer op keer door Raad van State en Grondwettelijk Hof wordt teruggefloten, zegt toch genoeg?
Ook op fiscaal vlak kennen we dergelijke ‘anomalieën’.
Omdat btw-wetgeving een Europese bevoegdheid is, moeten we in eerste instantie kijken naar de Europese spelregels: voor een gemengde belastingplichtige die zijn aftrek berekent aan de hand van een verhoudingsgetal, mogen de lidstaten het bedrag van de subsidies wel in aanmerking nemen bij de bepaling van het recht op aftrek. Dat blijkt uitdrukkelijk uit de BTW-Richtlijn (art. 174.1, tweede lid BTW-Richtlijn). België heeft evenwel bij het omzetten van de BTW-Richtlijn in de nationale BTW-wetgeving geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid (Parl. Vr. nr. 314 van 22 december 1999, Vr. en Antw. Senaat 1999-2000, nr. 2-18, 825; zie ook Fisc., nr. 1288 , p. 6). Dus moeten subsidies in België in ieder geval buiten de berekening blijven van het algemeen verhoudingsgetal. (Zie Fiscoloog 1318 van 22/11/2012).
De spelregels van de Europese richtlijn geven aan dat het verhoudingsgetal in ons voorbeeld 60% is. Er is echter rechtspraak die stelt dat de tweede berekening de juiste is…
De aangehaalde voorbeelden zijn jammer genoeg geen theorie, ze doen zich voor in de praktijk. In bepaalde sectoren is slechts een handvol organisaties erkend door de subsidiërende overheid, en toch wordt die beperkte groep door de btw-administratie verschillend behandeld. Het brengt ze in een lastig parket. De ongelijkheid in btw-statuut aankaarten kan immers tot gevolg hebben dat organisaties hun voordelig statuut kwijtspelen. Gevolg: men gebruikt elkaars situatie niet als voorbeeld. Zo ontstaat een ongewilde verdeel-en-heerssituatie voor de btw-administratie. Maar zou het niet beter zijn om de spelregels voor iedereen gelijk te stellen zodat iedereen weet waaraan zich te houden?